De Belastingdienst stopt per 1 januari 2014 met het versturen van de Aangiftebrief omzetbelasting. Ook de bijbehorende acceptgiro verdwijnt. Dit betekent dat ondernemers zelf in de gaten moeten houden dat zij tijdig aangifte doen en betalen. Het is wel mogelijk om een e-mailbericht te ontvangen dat hieraan herinnert.
In het beveiligde gedeelte van de website van de Belastingdienst is te zien wanneer een ondernemer aangifte omzetbelasting moet doen. Daarnaast verstuurt de Belastingdienst begin januari 2014 nog wel een overzicht met alle aangiftetijdvakken, de uiterste inlever- en betaaldata en de bijbehorende betalingskenmerken. Ondernemers die een e-mail willen ontvangen om hen eraan te herinneren dat zij aangifte moeten doen, kunnen dit aangeven op het beveiligde deel van de website van de Belastingdienst. Zij moeten dan bij de gebruikersinstellingen hun e-mailadres invullen en aanvinken dat zij een e-mailbericht willen ontvangen.
Als ons kantoor uw aangifte omzetbelasting verzorgt, blijven wij de tijdige inzending uiteraard voor u in de gaten houden.
De overheid is akkoord gegaan met het voorstel voor willekeurige afschrijving in 2013 van maximaal 50%, mits het gaat om nieuwe bedrijfsinvesteringen die tussen 1 juli 2013 en het eind van het jaar worden gedaan. In verband hiermee is de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 gisteren gewijzigd. Uit de toelichting hierop blijkt dat alleen in 2013 eenmalig ten hoogste 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten willekeurig kan worden afgeschreven. In de volgende jaren kan dus niet willekeurig worden afgeschreven. Hoewel de nieuwe regeling is ontleend aan de regeling die van kracht was voor de jaren 2009, 2010 en 2011, verschilt deze hiervan omdat toen wél in meerdere jaren willekeurig kon worden afgeschreven.
Verder is de maximale CO2-uitstootnorm waaraan een personenauto moet voldoen om als zeer zuinig te worden aangemerkt, aangescherpt naar de normen die gelden voor 2013. Deze aangescherpte normen gelden voor nieuwe zeer zuinige personenauto’s die zijn aangeschaft in de periode vanaf 1 juli tot en met 31 december 2013.
Ontvangt u als werkgever van de Belastingdienst een beschikking met een nieuwe sectorindeling voor de werknemersverzekeringen, dan moet u vanaf de datum die op deze beschikking staat het nieuwe premiepercentage toepassen. Dus niet pas vanaf 1 januari van het volgende jaar. De regeling is namelijk aangepast, zo maakte de Belastingdienst onlangs bekend.
Als u de loonadministratie door ons laat verzorgen, stuurt u de beschikking daarom dan direct aan ons door.
Sectoraansluiting
Het bedrijfsleven is voor de werknemersverzekeringen verdeeld in sectoren. Als werkgever bent u verplicht aangesloten bij één van die sectoren. De sectoraansluiting bepaalt de hoogte van de sectorpremie die u moet betalen.
Nieuwe beschikking
Veranderen de ondernemingsactiviteiten van uw bedrijf niet structureel, dan blijft u als werkgever aangesloten bij de vastgestelde sector. Veranderen de activiteiten wel structureel, dan moet u binnen veertien dagen de Belastingdienst schriftelijk vragen om een nieuwe beoordeling van de sectoraansluiting. U ontvangt van de Belastingdienst dan een nieuwe beschikking. De datum op deze beschikking bepaalt wanneer u het nieuwe premiepercentage moet toepassen.
Gebruikt uw werknemer de bestelauto van de zaak uitsluitend zakelijk, dan kunt u namens hem een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ indienen bij de Belastingdienst. U hoeft dan bij het loon van uw werknemer geen rekening te houden met een bijtelling privégebruik auto. Ook hoeft uw werknemer geen rittenadministratie bij te houden. Maar let op: er mag nul kilometer privé worden gereden!
De Belastingdienst geeft de verklaring af met een ingangsdatum. Vanaf deze datum mag uw werknemer de bestelauto niet meer privé gebruiken. Als de Belastingdienst de bestelauto bij een controle op een ongebruikelijk tijdstip of op een bijzondere locatie aantreft, dan zullen uw werknemer en u het zakelijke karakter van de rit moeten kunnen aantonen. Lukt dit niet dan riskeert u naheffingen en boetes. Bewaar dus bewijsstukken waarmee u kunt aantonen dat ritten, ook op ongebruikelijke tijdstippen, voor het bedrijf zijn gereden. De verklaring heeft geen terugwerkende kracht. Dient u de verklaring namens uw werknemer pas in de loop van het jaar in, terwijl uw werknemer al in de bestelauto rijdt, dan moet deze laatste kunnen bewijzen dat hij tot de ingangsdatum van de verklaring niet meer dan 500 kilometer privé met de bestelauto heeft gereden.
Let op! Houd ook rekening met de meldingsplicht aan de fiscus wanneer uw werknemer een andere bestelauto gaat rijden of toch besluit om de bestelauto privé te gaan gebruiken.
Per 1 januari 2014 krijgt u als werkgever te maken met hogere kosten wanneer een zogeheten vangnetter (flexwerker) ziek wordt. Heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in 2012 Ziektewet-uitkeringen toegekend aan één of meer van uw (ex-)werknemers, dan ontvangt u binnenkort één of meerdere brieven van de instantie. Deze uitkeringen tellen namelijk mee voor uw premielast in 2014.
Door nieuwe wetgeving gaan werkgevers vanaf 2014 een hogere premie betalen wanneer zij veel werknemers hebben met een tijdelijk dienstverband die in de Ziektewet (ZW) of WIA komen te zitten. Doel van de nieuwe wetgeving is dat de Ziektewet en WGA-lasten van flexwerkers vanaf 2014 rechtstreeks toegerekend worden aan de voormalige werkgever.
Diverse brieven in aantocht
De brief die u mogelijk ontvangt of al heeft ontvangen van UWV bevat een overzicht van de Ziektewet-flex-uitkeringen die UWV in 2012 aan uw (ex-)werknemers heeft toegekend. Deze uitkeringen tellen mee in de berekening van de premie ZW-flex vanaf premiejaar 2014. Later dit jaar ontvangt u ook de kopieën van beslissingen over WGA-flex-uitkeringen die UWV in 2012 aan uw (ex-)werknemers heeft toegekend.
Controleren verstandig
Het is raadzaam om deze brieven nauwgezet te controleren op juistheid van de gegevens. Hoewel UWV de gegevens zorgvuldig heeft opgesteld, kunnen er altijd fouten in voorkomen, waardoor uw premielast mogelijk niet goed wordt vastgesteld. U heeft vier weken de tijd om eventuele fouten te melden bij UWV.
Sinds 1 januari 2012 geldt een nieuwe generieke (drempel)vrijstelling voor de Vennootschapsbelasting (VPB). Tot 1 juli 2013 kan er nog voor een vrijwillige VPB-plicht gekozen worden.
Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven, zijn in beginsel ook belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Voor instellingen in de zorgsector is een vrijstelling mogelijk, indien meer dan 90% van het werk uit genezing, verpleging of verzorging bestaat. Hierdoor vallen veel instellingen zoals welzijn, maatschappelijk werk en prenatale zorg, buiten de vrijstelling en worden zij als VPB-plichtig aangemerkt.
Verandering VPB-regels voor stichtingen en verenigingen
Voor ondernemende stichtingen en verenigingen zijn de VPB-regels veranderd. Deze instellingen kunnen daarom met een grote VPB-heffing te maken krijgen. Om dit te voorkomen kunnen de instellingen nog tot 1 juli 2013 kiezen voor een vrijwillige VPB-plicht.
Generieke vrijstelling
Vanaf 1 januari 2012 geldt er een nieuwe generieke (drempel)vrijstelling. Dit houdt in dat er puur naar de behaalde financiële resultaten gekeken wordt. Bijna elke stichting of vereniging is dan vrijgesteld voor de VPB als de winst die behaald is niet meer dan 15.000 euro in een jaar bedraagt. Deze nieuwe vrijstelling is ook van toepassing bij een winst die hoger dan 15.000 euro is maar in het jaar daarvoor en de daaraan voorafgaande vier jaren samen niet meer dan 75.000 euro bedraagt. De vrijstelling lijkt daarom erg gunstig maar kan toch ongunstig uitpakken in bepaalde gevallen, zoals de hieronder gegeven voorbeelden.
1. Van ‘belastingplichtig’ naar ‘vrijgesteld’: eindafrekening
Indien de stichting of vereniging voorheen belastingplichtig was en door de nieuwe drempelvrijstelling vrijgesteld wordt, dan moet in het laatste jaar dat de stichting of vereniging belastingplichtig is, afgerekend worden over de stille reserves, fiscale reserves en/of goodwill. Deze eindafrekening vindt plaats in het jaar direct voorafgaande aan het jaar waarin de vrijstelling toegepast wordt.
2. Mogelijk gevolg van de subjectieve vrijstelling: een hogere heffing
Naast het hierboven gegeven voorbeeld, raakt een stichting of vereniging bij vrijstelling alle eventuele verrekenbare verliezen uit eerdere jaren kwijt. Indien de stichting of vereniging in de toekomst door goede resultaten weer belastingplichtig wordt, kunnen eerdere verliezen niet meer in aftrek worden gebracht. De vrijstelling kan op deze manier leiden tot een hogere heffing.
Stilzwijgend vrijgesteld
De nieuwe drempelvrijstelling geldt van rechtswege. Elke instelling die dus voldoet aan de voorwaarden, is stilzwijgend vrijgesteld. Indien een stichting of vereniging geen vrijstelling wil, omdat het een eindafrekening wil vermijden, dan moet daar een expliciet verzoek voor ingediend worden bij de inspecteur. Dit moet binnen zes maanden na het jaar waarop het verzoek betrekking heeft, gedaan worden. Om eindafrekening voor kalender jaar 2012 te voorkomen, moet het verzoek dus vóór 1 juli 2013 ingediend zijn. Een dergelijk verzoek geldt daarna vijf jaar.
Het einde van het schooljaar komt weer in zicht en dat betekent dat veel jongeren op zoek gaan naar een vakantiebaantje. Zorg ervoor dat ook u als werkgever goed voorbereid het vakantieseizoen ingaat. De regels kunnen u namelijk nog weleens verrassen als u vakantiewerk aanbiedt aan jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar.
Brochure vakantiewerk 2013
Speciaal voor deze doelgroep heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de brochure Vakantiewerk 2013 (met bedragen per 1 juli 2013) uitgebracht.
Zie hiervoor ook de volgende link: www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2013/05/17/vakantiewerk-2013.html
De brochure is niet alleen handig voor jongeren, maar ook voor u als u als werkgever vakantiewerk aanbiedt. Zo blijkt bijvoorbeeld dat 13- en 14-jarigen niet op zondag mogen werken. Wel zo handig om te weten als uw bedrijf een zondagopenstelling heeft. Ook het soort vakantiewerk hangt af van de leeftijd. Bovendien bent u verplicht om het minimumjeugdloon uit te betalen.
Studenten- en scholierenregeling
Ga ook na of u gebruik kunt maken van de studenten- en scholierenregeling in de loonbelasting. Kunt u de regeling toepassen, dan hoeft u minder loonbelasting/premie volksverzekeringen te berekenen. Het voordeel voor de student of scholier is dat deze netto meer overhoudt.
Wie in dienstbetrekking werkzaam is, heeft als beloning voor zijn werkzaamheden tenminste recht op het wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een voorstel ingediend om de Wet Minimumloon uit te breiden tot overeenkomsten van opdracht. De bedoeling van het wetsvoorstel is om oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden te bestrijden. De uitbreiding van de toepassing van het wettelijk minimumloon geldt niet voor ondernemers die werken op basis van een overeenkomst van opdracht. Ondernemers worden in staat geacht om zelf te kunnen zorgen voor een adequate beloning voor hun werkzaamheden.
Ongeveer 10% van de Nederlandse bedrijven maakt gebruik van mensen die werken op basis van een overeenkomst van opdracht.
Het begrip dienstbetrekking in de Wet Minimumloon kan worden uitgebreid met gevallen waarin tegen beloning arbeid wordt verricht die maatschappelijk gelijk kan worden gesteld met een dienstbetrekking. Die uitbreiding vindt plaats bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur.
Tot vorig jaar bleven de vakantiedagen die mensen niet gebruikten, vijf jaar staan. Het kwam dan ook nauwelijks voor dat ze geschrapt konden worden.
Door invoering van een nieuwe wet echter, is aan de houdbaarheid van het vakantietegoed van 2012 beperkt.
Deze wet is ingevoerd om het werknemers moeilijker te maken ‘stuwmeren’ aan vrije dagen op te bouwen.
Het gaat om de zogenaamde wettelijke vakantiedagen, waar alle werknemers recht op hebben. Dat zijn er 20 per jaar voor degenen die fulltime werken. Deeltijdwerkers krijgen er naar rato minder. In veel cao’s of arbeidsovereenkomsten zijn hierover aanvullende afspraken vastgelegd, waardoor mensen uiteindelijk in totaal op 24 of soms zelfs 28 vakantiedagen komen.
Die vier tot acht bovenwettelijke vakantiedagen hebben geen beperkte houdbaarheid en mogen nog steeds vijf jaar meegenomen worden naar een volgend jaar.
Administratie
Werkgevers zijn wettelijk verplicht om het vakantietegoed van hun mensen goed bij te houden. Dat betekent dat ze een overzicht moeten kunnen laten zien van de wettelijke vakantiedagen en alle overige vrije dagen, waaronder ook ADV- en ouderendagen vallen. Het is een aardige puzzel met al die verschillende vrije dagen, ook al omdat de wettelijke vakantiedagen -die er bij sommigen nog staan- uit 2010 en 2011, nog wel vijf jaar geldig zijn.
Voor mensen die door zeer drukke werkzaamheden geen kans hebben gehad om hun wettelijke dagen op te nemen, geldt de nieuwe wet niet. Hun dagen blijven gewoon vijf jaar staan.
Echter: gewoon stevig doorwerken en verder weinig van je laten horen, is niet genoeg om ze te behouden. Je moet zeker twee of drie keer duidelijk tegen je baas hebben gezegd dat je met vakantie zou willen, maar dat dat door al het werk niet kan lukken. Hij moet daarmee instemmen.
Ziekte
Een andere reden om vakantiedagen toch langer op te sparen, is ziekte. Maar ook hier past een kanttekening bij. Je moet dan echt bijna in coma liggen wil die regel gelden. Mensen die ‘gewoon’ ziek zijn worden geacht hun vakantiedagen op te nemen, ook al hebben ze daar meestal niets aan.
Handige werknemers die denken hun overtollige wettelijke dagen voor 1 juli nog even aan hun werkgever te kunnen verkopen, zullen van een koude kermis thuis komen. Dat gaat niet lukken, wettelijke vrije dagen mag je niet te gelde maken. Bovenwettelijke dagen kunnen wel verkocht worden.
Oude regels blijven hanteren is toegestaan
Werkgever en werknemer kunnen onderling overeenkomen om af te wijken van de nieuwe wettelijke regeling. Dan geldt de oude regel: de wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen zijn vijf jaar houdbaar.
De Kamer van Koophandel (KvK) waarschuwt voor een nepbrief die aan ondernemers is verstuurd. In de brief worden ondernemers gevraagd om een legitimatiebewijs te faxen.
De KvK heeft echter niets met de brief te maken, zo benadrukt de organisatie. Zij roept ondernemers op om geen gehoor te geven aan de oproep in de brief.
Ondernemers die al wel op de brief gereageerd hebben, kunnen aangifte doen bij de politie, aldus de Kamer van Koophandel.
In de brief wordt gesteld dat er onlangs nieuwe wetgeving in werking is getreden, en dat de KvK daardoor genoodzaakt zou zijn om ‘frequent de identiteit te controleren van de personen die betrokken zijn bij de ingeschreven ondernemingen’.
Maar volgens de KvK is de brief alleen gericht op het verzamelen van identiteitsgege-vens. “Tezamen met het KvK-registratienummer kunnen fraudeurs met deze informatie grote schade aanrichten aan het bonafide bedrijfsleven”, stelt de KvK.
Wij adviseren daarom absoluut niet op de betreffende brief te reageren. Als u twijfelt, kunt u uiteraard contact opnemen met ons kantoor.